De statuten beschrijven voor de scholen de grondslag en doelstelling. Vrijheid van onderwijs klinkt daarin volop door. Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van CvB en RvT worden, soms ook in relatie tot de GMR beschreven en vormen de basis voor onze stichting.
Besturen is weten welke interventies op welke momenten nodig zijn. Het is een ambacht. Besturen gebeurt niet alleen door het bestuur. Er zijn meerdere besturingslagen.
Goed onderwijs gebeurt in de klas en start bij het denken daarover in teams van medewerkers die daartoe professionele ruimte behoeven. Die ruimte kent ook begrenzingen. Kaders en plannen geven structuur. Ons managementstatuut start op de werkvloer en wordt van daaruit opgebouwd met taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor medewerkers, team- of afdelingsleiders en directeuren.
Een goede afstemming tussen scholen en de stichting vindt plaats in het werkveld ‘Bestuur en organisatie’. Een bestuur van drie personen (bestaande uit voorzitter CvB en twee titulair bestuurders met een ruim mandaat voor ‘hun’ scholen) nemen hiervoor de verantwoordelijkheid in een collegiaal model.
Als lid van de VO-raad baseren bestuur en toezichthouders hun governance op de afspraken in de Code en handelen ze volgens de daar geformuleerde principes: verantwoordelijkheid, professionaliteit, integriteit en openheid.
Soms gaan dingen fout en moeten we herstellen. Als dat goed gaat dan is een klacht een kans op verbetering in de school. De scholen kennen een escalatieladder bij het omgaan met klachten. Als het dan toch niet lukt dan hanteren we deze klachtenregeling.
Voor het geval er sprake is van een vermoeden van een ernstige misstand binnen de stichting biedt deze regeling handvatten om hier zorgvuldig mee om te gaan.
De Code Goed Onderwijsbestuur vraagt duidelijk te zijn over eventuele nevenfuncties van de bestuurder en over keuzes die hier wel of niet gemaakt kunnen worden, in overleg met de RvT. In dit Reglement is dit beschreven.