Maartje heeft als schoolopleider verschillende taken. Een van de taken is het begeleiden van LIO-stagiaires. “Dit bestaat uit het geven van intervisie, het begeleiden van de vakcoaches/werkplekbegeleiders die nauw bij de stagiaires betrokken zijn. Daarnaast heb ik contact met de instituutsopleiders en ben ik een soort van verbindingspartner tussen de opleiding zelf en de werkplek. Ook heb ik de rol als verbindingspartner met de Opleidingsschool Ommelanden. Als schoolopleider ben ik veel aan het organiseren, zoals verschillende soorten bijeenkomsten, het faciliteren van de begeleiding en alle administratie die daarbij komt kijken. Voor de verschillende type coaches in de school fungeer ik als sparringpartner en coach ik waar nodig. Daarnaast houden we beleidsstukken over de inductie onder de loep en proberen we nieuwe ontwikkelingen te verwerken in ons inductieprogramma en weg te zetten in de school. Op het Dollard College zijn we met vier schoolopleiders, verdeeld over de verschillende vestigingen. Samen proberen we deze taken zo goed mogelijk te vervullen. Samen opleiden gaat het beste in een lerende schoolcultuur waarbij we bewust en onbewust elkaar coachen en helpen te ontwikkelen. Dit schooljaar ben ik net begonnen met deze functie; veel is nog nieuw voor mij en ik moet ik nog veel leren. Tot nu toe vind ik het erg leuk.”

Goede start
Aan het begin van het schooljaar is er een bijeenkomst voor nieuwe docenten en stagiairs, waarin de organisatorische zaken worden toegelicht. “Er komt veel op je af als nieuwe docent” zegt Angélico. “Dan is het plezierig, bijna een voorwaarde om een goede start te maken. Dat is mogelijk als alle overige zaken goed geregeld zijn bij de start, zoals rooster en laptop en ze zich kunnen focussen op hun kerntaak als docent: lesgeven, een goede band met leerlingen opbouwen en hun eigen stijl als docent ontwikkelen.”

Maartje: “Iedere beginnend docent krijgt vervolgens een vakcoach die zich bezighoudt met het vakdidactische deel én een docentcoach, die zich richt op de ontwikkeling van het docentschap. Wat voor soort docent wil je zijn? Annelies zorgt samen met een collega docentcoach voor de begeleiding op haar vestiging. “Mijn collega en ik verschillen als persoon en hebben de nieuwe docenten onderling verdeeld. Dat doen we niet op basis van vakgebied, maar gevoelsmatig. Hoe reageren ze op ons, met wie hebben we een ‘klik’? Natuurlijk vraag ik de docenten of ze het oké vinden, dat ik ze begeleid. Voor een goede begeleiding is immers een vertrouwensband nodig.”

Eigen leerproces
De begeleiding vanuit de docentcoaches sluit aan bij de vragen die de beginnende docenten hebben.  Verschillende aspecten komen aan bod, zoals de interactie met leerlingen, het gebruik van werkvormen en klassenmanagement. Docentcoaching is bedoeld om iemand verder te helpen in zijn of haar ontwikkeling, maar diegene moet daar zelf handen en voeten aan geven. Angélico: “De beginnende collega is verantwoordelijk voor zijn of haar eigen leerproces. Ik begeleid, ondersteun en daag de docent uit om na te denken wat hij wil bereiken en hoe hij dat wil bereiken. Ik ben oprecht geïnteresseerd en stel vragen als: waar ben je tevreden over, waar loop je tegenaan, wat heb je al geprobeerd, wat zou je willen veranderen? Soms en alleen als het nodig is, geef ik bij startende docenten advies, omdat ze nog ervaring missen. Meestal is deze vraag van mij voldoende: waar kan ik je bij helpen?” 
Annelies begeleidt dit schooljaar vijf docenten. “In ons eerste kennismakingsgesprek vraag ik wat zijn of haar kwaliteiten zijn en wat het ontwikkelingsdoel is. Waar loop je tegenaan en hoe wil je daaraan werken? De begeleiding verschilt per docent. De ene collega begeleid ik intensiever dan de ander. We hebben immers te maken met ervaren, maar bij ons beginnende docenten en met startende docenten. Ik kijk steeds goed wat diegene nodig heeft.”

Na de herfstvakantie komt de docentcoach op bezoek in de les. Annelies: “Vooraf heb ik de collega zelf gevraagd waar ik op moet letten. Na afloop bespreken we wat er goed liep en wat er volgens de docent zelf beter kan. Het is belangrijk dat de collega niet teveel in één keer wil verbeteren; het gaat stap voor stap.” Startende docenten hebben naast de een-op-een-begeleiding van hun docentcoach en vakcoach een aantal intervisiebijeenkomsten. De schoolopleider (of een intervisiebegeleider) organiseert deze intervisies, soms aan de hand van een thema, soms met eigen inbreng van de nieuwe collega’s. Door deze opzet leren ze van een ervaren docent én van elkaar.

Balans en structuur
Waar lopen beginnende docenten in het algemeen tegenaan? Angélico: “In het vmbo is het belangrijk om een goede band met de leerlingen op te bouwen. Dat staat voor mij op nummer één en helpt in het klassenmanagement. Als je relatie met je leerlingen goed is, willen ze bij het leren een stapje meer voor je doen. Het is voor een beginnend docent nog moeilijk om een goede balans te vinden tussen de docent die je wilt zijn of soms moet zijn. Balans tussen een goed contact met de leerlingen en streng de regels handhaven.” Annelies herkent dit. “Ze vinden het lastig om structuur te bieden.  Sommigen hebben wat moeite met orde houden. Ik adviseer daarin niet vaak, ik probeer de beginnende docenten dusdanige vragen te stellen dat ze zelf de oplossing vinden. Daar zijn we in de opleiding ook op getraind. Maar een heel enkele keer is er een situatie dat ik moet zeggen: zo doen we dat hier niet. Gelukkig komt dat niet vaak voor.”
“Beginnende docenten moeten ook wennen aan de schoolcultuur” zegt Maartje. “De ongeschreven regels zijn niet altijd duidelijk. Er komt veel op hen af: in de klas, contact met ouders, vergaderingen, alle organisatorische zaken. Fijn dat de startende docenten gebruik kunnen maken van de regeling: 20% lestaakvermindering in het eerste jaar en 10% in het tweede jaar.”

Kwaliteiten
Ze zijn eensgezind over de kwaliteiten die je nodig hebt voor een goede begeleiding: goed kunnen observeren, volledige aandacht en goed kunnen luisteren. Dat laatste vindt Angélico essentieel. “Luisteren is voor mij: open en zonder oordeel. Ze moeten bij je durven aankloppen. Belangrijk is ook dat je tijd hebt. Een coachingsgesprek moet niet onder tijdsdruk staan. Daarom heb ik voor het gesprek een vast moment in het rooster afgesproken. Dan weten we zeker dat we tijd hebben voor elkaar. Het gaat dus om: oog, aandacht en tijd.” Voor Annelies zijn rust, empathie en positieve feedback kunnen geven ook belangrijk bij het coachen. ”Een aantal collega's gaf aan het logisch te vinden dat ik docentcoach werd. Dat was wel een opsteker voor mij.” “Als schoolopleider moet je daarnaast goed kunnen organiseren en een helikopterview hebben” zegt Maartje. “Je moet het vooral leuk vinden om te doen, want er wordt best veel van je gevraagd.”

Inductiebeleid
Via de Opleidingsschool Ommelanden ontmoet Maartje andere schoolopleiders. “Samen werken we aan Samen opleiden, denk aan  inductie, professionalisering, kwaliteitszorg ect. Zo kunnen we gebruik maken van elkaars kennis en ervaring. Via Ommelanden zijn we bezig met het verder ontwikkelen van het inductiebeleid. Een beginnend docent is eerst startbekwaam, daarna basisbekwaam en tot slot vakbekwaam. Vergelijk het met het behalen van je rijbewijs. Goed autorijden leer je vooral in de praktijk. Binnen Ommelanden kijken we nu hoe we dat helder weg kunnen zetten in het inductiebeleid.” Angélico geeft de tip mee om bij inductiebeleid ook aandacht te hebben voor collega’s die die gedurende het schooljaar bij de scholen beginnen.
Elke docentcoach binnen de Opleidingsschool Ommelanden krijgt minstens één keer per jaar een uitnodiging om zich te professionaliseren. “Het is fijn om je kennis op te frissen, collega coaches te ontmoeten en met hen te praten over zaken waar je zelf eventueel tegenaan loopt in de begeleiding.” Annelies vindt het juist fijn om met haar collega docentcoach op de vestiging te sparren. “Zij kent de beginnende docenten ook. Dat voordeel is er niet bij sparren met docentcoaches van andere scholen.” 


M
aartje: “Opleidingsschool Ommelanden probeert eensluidend beleid te maken voor de aangesloten scholen. Het zou mooi zijn als we sowieso het beleid van het Dollard College en Ubbo Emmius op elkaar kunnen afstemmen. We hebben eigenlijk te weinig docentcoaches voor de begeleiding zoals we dat nu organiseren. We krijgen als Trivium geld voor inductie, waar we een aantal zaken van bekostigen, maar er blijft helaas onvoldoende om de docentcoaches goed te kunnen faciliteren.” Annelies onderschrijft dit: “Het zou fijn zijn als we per vestiging minimaal twee docentcoaches hebben die de cursus daarvoor hebben gevolgd. Op die manier begeleiden we bij Trivium beginnende collega’s op min of meer dezelfde manier, komen hun kwaliteiten naar boven en komen ze in hun kracht te staan.” Angélico vindt het mooi om de ontwikkeling van beginnende collega’s te zien. “Van hen krijgen we terug dat ze in een warm bad terecht zijn gekomen. Zij voelen zich echt gezien en gehoord. Daar doen we het als docentcoaches voor.”